Sint Martinus

Wie was Sint Martinus?

Maarten (Martinus) van Tours, geboren in Szombathely (Savaria) rond 316 en overleden in Candes,  op 8 november 397, veelal Sint Maarten genoemd,
was bisschop van de stad Tours en een belangrijke grondlegger van het katholieke christendom in Gallië. Hij was bovendien een van de populairste heiligen in de Middeleeuwen. Zijn feestdag valt op 11 november.

Maarten werd rond 316 geboren in Savaria (Hongarije) als zoon van Romeinse ouders. Op jonge leeftijd werd hij soldaat en als 15-jarige trok hij naar Gallië. Volgens de legende ontmoette hij bij een stadspoort van Amiens een bedelaar, aan wie hij de helft van zijn mantel gaf. Omdat de helft van de mantel eigendom was van Rome kon hij slechts zijn eigen helft weggeven. Volgens de legende was deze bedelaar een verschijning van Jezus, of stond de bedelaar symbool voor Christus die zelf zei: “Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed.” (Zie Matteüs 25:36). Maarten liet zich bekeren. Een andere legende vertelt dat hij zich al op 10-jarige leeftijd liet dopen, tegen de zin van zijn ouders.

Op 19-jarige leeftijd werd hij duiveluitdrijver. Ook leefde hij enige tijd als kluizenaar op het eiland Gallinaria bij Genua, en verder stichtte hij een klooster Ligugé bij Poitiers, het eerste klooster op Franse bodem.

In 371 werd Maarten door de bevolking van Tours gekozen tot bisschop. Volgens een overlevering vond hij zich niet waardig genoeg voor dat ambt, en verstopte hij zich in een ganzen- of zwanenhok. Maar toen zijn aanhangers hem gingen zoeken, gingen de ganzen te keer waardoor zijn schuilplaats ontdekt werd. Zo kwam het dat hij alsnog tot bisschop gewijd kon worden.

Als bisschop zette hij zich in voor de verdere verspreiding van het christendom. Hij stichtte kerken en rond 375 de bekende Abdij van Marmoutier. Om de zaak van een van zijn gelovigen te bepleiten die ten onrechte terechtgesteld dreigde te worden, reisde hij naar keizer Maximus in Trier. Deze interventie had echter geen succes.

In 397 stierf Maarten aan koortsen. Hij was toen ongeveer tachtig jaar oud. Hij werd op 11 november begraven in de basiliek van Tours. Al gauw na zijn dood kwam de verering op gang en in de 7e eeuw werd er een nieuwe basiliek aan hem gewijd. In zijn nog bestaande graf liggen slechts een stuk schedeldak en een armbot, de overige botten werden verkocht ter verering als relikwie (onder meer in de Dom van Utrecht). Mogelijk is de rest bij plunderingen verloren gegaan.

Zoals Martinus tijdens zijn leven al een beroemdheid was, zo was hij dat na zijn dood nog meer. Zijn dode lichaam werd bewaard en er kwamen pelgrims op af. Het leidde tot spanningen tussen de steden Poitiers en Tours. Uiteindelijk wist men namens Tours het lichaam te stelen.
Daar is later een kerk op gebouwd. Ook is de doorgesneden mantel bewaard gebleven in de schatkamer van de Merovingers.

Sint Martinuskerk in Bussloo

De heer van Bussloo, Johannes Wilhelmus Aloysius baron van Wijnbergen, besloot in 1818 om op zijn landgoed een rooms-katholieke kerk voor zijn pachters te laten bouwen.

Hij vernoemde de kerk naar Sint Martinus eendachtig zijn opstelling dat hij als broodheer om wilde zien naar zijn knechten en pachters.

In 1856 kreeg de kerk een prachtig altaarbeeld geschonken en stelt Sint Martinus voor zittend op zijn paard terwijl hij voor de arme bedelaar zijn rode mantel in tweeën hakt.
Het beeld is vervaardigd in het atelier Cuypers-Stoltzenberg in Roermond (1852-1947), een Nederlandse onderneming gespecialiseerd in het maken van beeldhouwkunst en meubelstukken voor rooms-katholieke kerken.

In 1936 werd het altaarstuk op last van Pastoor Reith verwijderd uit de kerk (samen met geheel de rest van het interieur) en raakte het altaarbeeld zoek.
Later bleek dat de interieurbouwer Plieger sr. het beeld van vernietiging heeft behoed en geschonken heeft aan het Grolsch museum in Groenlo. Die gaven in 1995 het beeld aan de Calixtuskerk, omdat men dacht dat het beeld in bruikleen was.
In 1997 kwam het ware verhaal naar buiten door onderzoek van Joep van de Pluijm en de brief die hij ontving van nazaat Trees Coughlin-Plieger uit Australië.

Het altaarstuk (helaas zonder zwaard) is nog altijd te bewonderen in de Calixtuskerk in Groenlo.

Verder herinnert het glas en loodraam in het Wijnberghuus nog aan de naamgeving van de kerk.